Revelation of John 21

1En ik zag een nieuwen hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel, en de eerste aarde was voorbijgegaan, en de zee was niet meer.
 ik zag een Namelijk daarna, als het uiterste oordeel was gehouden; waarvan in het einde van Rev 20 is gesproken.
,
 nieuwen hemel Dat is, een vernieuwden hemel en aarde, gelijk breder is aangetekend 2Pe 3:10. Sommige uitleggers verstaan dit ook van de nieuwe gestalte der Kerk van Christus in deze wereld, na de bekering der Joden, waarvan in Rev 20 breder is gesproken. Doch dit gevoelen is daar weerlegd, en dat hier van de triomferende Kerk van Jezus Christus in den hemel wordt gesproken en van haar stand naar het uiterste oordeel, zal uit de gehele verklaring genoeg blijken, inzonderheid uit vs.4, 22 en volgende, die op den stand der Kerk van Christus in deze wereld niet kunnen toegepast worden; gelijk ook meest al de rechtzinnige uitleggers het zo verklaren.
,
 voorbijgegaan, Namelijk ten opzichte van hun tegenwoordigen stand, en voor zoveel zij den mensen dient, die hier een natuurlijk leven leiden, en ten opzichte van de ijdelheid, die zij om de zonde der mensen is onderworpen. Zie Rom 8:19, enz.
,
 de zee was niet Eenigen menen hieruit, dat de zee door het vuur zal verteerd en uitgedroogd worden; zodat daarvan geen gebruik meer zal zijn. Maar dat de hemel en de aarde, vernieuwd en verheerlijkt zijnde, een algemene woonplaats der heilige engelen en zalige mensen altijd zal blijven, gelijk ook nu de engelen soms op de aarde verschijnen, hoewel de hemel hun eigen woonplaats is; doch dit gevoelen is onzeker.
2En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, nederdalende van God uit den hemel, toebereid als een bruid, die voor haar man versierd is.
 het nieuwe Jeruzalem, Hoewel de gemeente van Christus in het algemeen ook soms aldus genoemd wordt, gelijk te zien is Gal 4:26; Heb 12:22, omdat Jeruzalem daarvan een figuur en voorbeeld was, zo wordt hier nochtans de triomferende Kerk van Christus, en de plaats harer woning zo genaamd, omdat dan in haar zal volmaakt worden, hetgeen in deze wereld aan haar was begonnen. Zie Psa 132:14.
,
 nederdalende Niet dat de woonplaats der zalige gelovigen hiernamaals buiten den hemel zal zijn, want het tegendeel wordt betuigd Joh 14:2-3; Phi 3:20; 1Th 4:17. Maar dit wordt gezegd ten opzichte van het voorbeeld, of van het gezicht dat Johannes daarvan heeft gezien, en ten opzichte van de kracht, waardoor dit alles is teweeggebracht. Zie Heb 11:10, en Rev 3:12.
,
 toebereid als Namelijk gelijk in Rev 19:7 gezegd is, dat zij als een bruid zich toebereidde, namelijk tegen Christus' komst; zo wordt hier gezegd, dat zij reeds toebereid was, dat is, ten volle versierd en verheerlijkt, om met Christus haar bruidegom eeuwig verenigd te blijven. Zie Eph 5:27.
3En ik hoorde een grote stem uit den hemel, zeggende: Ziet, de tabernakel Gods is bij de mensen, en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen en hun God zijn.
 de tabernakel Gods Dat is, de woning Gods; namelijk niet alleen met Zijn genade en Geest, gelijk hier op aarde in Zijn gemeente ook geschiedt, Joh 14:23; 2Co 6:16; maar ook met Zijn volkomene heerlijkheid en vreugde, als Hij zal zijn alles in allen, 1Co 15:28; een figuurlijke wijze van spreken, genomen uit het voorbeeld van den tabernakel in het Oude Testament. Zie Lev 26:11.
,
 hun God zijn Namelijk die hen van alle kwaad zal vrij maken en met alle goed, naar ziel en lichaam, zal doen overvloeien. Zie 1Co 2:9, en 1Co 13:12, en 1Co 15:43; 2Co 3:18; Phi 3:21.
4En God zal alle tranen van hun ogen afwissen; en de dood zal niet meer zijn; noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn; want de eerste dingen zijn weggegaan.
 alle tranen van Zie Isa 25:8, en hiervoor Rev 7:17.
,
 de dood zal Namelijk onder degenen die in dit hemels Jeruzalem wonen. Anderszins blijft de dood altijd in den poel des vuurs, waarin hij hiervoor Rev 20:14 geworpen is.
,
 moeite zal meer Of arbeid.
,
 de eerste dingen Namelijk van kruis en lijden der gelovigen, en van alle andere ellendigheden en moeiten van het tegenwoordige leven.
5En Die op den troon zat, zeide: Ziet, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zeide tot mij: Schrijf, want deze woorden zijn waarachtig en getrouw. 6En Hij sprak tot mij: Het is geschied. Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde. Ik zal den dorstige geven uit de fontein van het water des levens voor niet.
 geschied Of, geweest, gedaan; dat is, alles volbracht, wat voorzegd was door de profeten in het Oude, en door de apostelen in het Nieuwe Testament. Zie Rev 16:17.
,
 Ik ben de Alfa Zie hiervoor Rev 1:8.
,
 Ik zal den dorstige Deze plaats heeft Johannes genomen uit de woorden van Christus in Zijn Evangelie hfdst.7:37; zie aldaar.
,
 voor niet Dat is uit genade, zonder enige hunner verdiensten; Eph 2:8.
7Die overwint, zal alles beërven; en Ik zal hem een God zijn, en hij zal Mij een zoon zijn.
 alles beërven; Dat is, de volheid van alle geestelijke en eeuwige goederen, naar ziel en lichaam. Zie Rom 8:17, Rom 8:29; 1Jo 3:2.
8Maar den vreesachtigen, en ongelovigen, en gruwelijken, en doodslagers, en hoereerders, en tovenaars, en afgodendienaars, en al den leugenaars, is hun deel in den poel, die daar brandt van vuur en sulfer; hetwelk is de tweede dood.
 den vreesachtigen, Deze worden hier gesteld tegen degenen waarvan in vs.7 is gezegd, dat zij overwinnen, namelijk kloekmoedig en standvastig alle zwarigheden, die hun om de belijdenis van het Evangelie overkomen; zie Rom 8:37. Deze vreesachtigen dan zijn die in den tijd der vervolging en verdrukking uit vrees afwijken; Mat 13:21.
,
 tovenaars, Of venijngevers.
,
 de tweede dood Zie Rev 20:14.
9En tot mij kwam een van de zeven engelen, die de zeven fiolen hadden, welke vol geweest waren van de zeven laatste plagen, en sprak met mij, zeggende: Kom herwaarts, ik zal u tonen de Bruid, de Vrouw des Lams.
 een van de zeven Namelijk die Johannes hiervoor Rev 17:3 in de woestijn had gevoerd, en het oordeel der grote hoer had getoond; welke hem nu de bruid van Christus en het hemelse Jeruzalem toont, als een einde van alle gezichten.
,
 ik zal u tonen Dat is, de verheerlijkte gemeente van Christus met haar woonplaats. Zie hiervoor Rev 19:7, waaruit blijkt, dat in dit gezicht niet alleen de heerlijkheid der plaats wordt getoond, waar de uitverkorenen altijd met Christus zich zullen verblijden; maar ook vooral de heerlijkheid der gemeente van Christus zelf, met hare eigenschappen, gelijk zij hiernamaals in den hemel zal zijn.
10En hij voerde mij weg in den geest op een groten en hogen berg, en hij toonde mij de grote stad, het heilige Jeruzalem, nederdalende uit den hemel van God.
 in den geest Dat is, in een vertrekking van zinnen, of in een gezicht. Zie Rev 1:10.
,
 hogen berg, Namelijk om vandaar dit hemelse Jeruzalem met al zijn gelegenheid te beter te kunnen zien; gelijk van het opperste van den berg Sion de stad Jeruzalem, die een voorbeeld hiervan was, allergeschiktst kon gezien worden; Psa 24:3, en Isa 2:2, enz.
,
 nederdalende uit Zie hiervoor de aantekeningen op vs.2.
11En zij had de heerlijkheid Gods, en haar licht was den allerkostelijksten steen gelijk, namelijk als den steen Jaspis, blinkende gelijk kristal.
 En zij had de Namelijk die haar overscheen en verheerlijkt, gelijk God zelf wordt gezegd een ontoegankelijk licht te bezitten; 1Ti 6:16.
,
 licht was den Of glans.
12En zij had een groten en hogen muur, en had twaalf poorten, en in de poorten twaalf engelen, en namen daarop geschreven, welken zijn de namen der twaalf geslachten der kinderen Israëls.
 had een groten Hierdoor wordt de onverwinnelijke vastigheid en zekerheid van de verheerlijkte gemeente Gods in den hemel betekend, die door Zijn almachtigheid als een vaste muur rondom deze is en altijd zal blijven. Zie Zec 2:5; Mat 16:18.
,
 twaalf poorten, Namelijk aan elke zijde drie poorten, gelijk in het volgende wordt verklaard. Waardoor te kennen gegeven wordt, dat alle gelovigen uit alle gewesten der wereld tot deze stad toegang zullen hebben; gelijk Christus ook spreekt Mat 8:11.
,
 twaalf engelen, Namelijk tot trouwe wachters, dat in deze stad niet zou uit- of ingaan, dan hetgeen rein was, en daar behoorde; gelijk hierna verklaard wordt in vs.27, en gelijk van den ingang van het paradijs ook verhaald wordt; Gen 3:24.
,
 geslachten der Of stammen; namelijk van het ware Israël Gods, uit alle geslachten der aarde uitverkoren, en bijeengebracht. Zie Rom 11:26, en hiervoor, Rev 7:4.
13Van het oosten waren drie poorten, van het noorden drie poorten, van het zuiden drie poorten, van het westen drie poorten.
 Van het oosten Dit ziet niet op het uiterlijke Jeruzalem, dat op de ene zijde geen poorten had, daar die op een steilte lag; maar òf op het Jeruzalem van het Nieuwe Testament, dat Ezechiël ook zo heeft gezien, doch in mindere grootte, Eze 48:31; òf ook op het leger der Israëlieten in de woestijn, hetwelk vierkantig lag, en voor elken stam een poort had. Zie Num 2:2, enz.
14En de muur der stad had twaalf fondamenten, en in dezelve de namen der twaalf apostelen des Lams.
 twaalf fondamenten, Namelijk van kostelijke stenen op of nevens elkander bekwamelijk gevoegd, gelijk vs.19,20 wordt verklaard. Waardoor te kennen gegeven wordt de leer der twaalf apostelen, welker uiterste hoeksteen is Christus Jezus, waarop deze gemeente van Christus hier is gebouwd en in der eeuwigheid gebouwd zal blijven; gelijk Paulus getuigt Eph 2:20.
,
 de namen der twaalf Een gelijkenis, zo het schijnt, genomen van het doen der werkmeesters aan grote gebouwen, die tot een zekere gedachtenis hun namen op de fondamentstenen plegen te graveren of te houwen. Zo wordt hier ook van de twaalf apostelen gesproken, omdat zij allen aan deze stad hebben gebouwd, en geen ander fundament hebben gelegd dan Jezus Christus; doch in verscheidene mate en luister, gelijk deze kostelijke stenen van verscheiden luister zijn, en gelijk Paulus ook van zichzelf en anderen spreekt; 1Co 3:10-11.
15En hij die met mij sprak, had een gouden rietstok, opdat hij de stad zou meten, en haar poorten, en haar muur.
 een gouden rietstok, Dit ziet op Eze 40:3, waar dergelijke afmeting van het nieuwe Jeruzalem en den tempel geschiedt, om te tonen dat hier alles naar Gods ordinantie en schikking zal toegaan.
16En de stad lag vierkant, en haar lengte was zo groot als haar breedte. En hij mat de stad met den rietstok op twaalf duizend stadiën; de lengte, en de breedte, en de hoogte derzelve waren even gelijk.
 lag vierkant, en Grieks ligt vierhoekig. Dit wordt zo gezegd, omdat deze figuur de allervaste en onbewegelijkste is.
,
 twaalf duizend stadiën; Daar acht stadiën een Italiaanse mijl maken, en drie Italiaanse mijlen een uur gaans, zo beloopt de grootte van deze muur in het rond vijfhonderd van onze mijlen of uren gaans. Waardoor te kennen gegeven wordt, dat de gemeente van Christus in den hemel zeer groot zal zijn; en nochtans zo dat hare eigen woonplaats, als een hemels paradijs, van andere plaatsen zal afgezonderd zijn en blijven.
17En hij mat haar muur op honderd vier en veertig ellen, naar de maat eens mensen, welke des engels was.
 haar muur op Dat is, de hoogte van den muur.
,
 ellen, Grieks cubiten; elken cubitus genomen voor anderhalven vierkanten voet, makende tezamen twee honderd en zestien vierkante voeten; een grote hoogte, rijzende uit twaalf maal twaalf met elkander vermenigvuldigd, een vierkant getal, naar het getal der twaalf apostelen, en der twaalf geslachten Israëls hier genoemd. Waardoor niet alleen de vruchtbaarheid of vermenigvuldiging der leden van Christus door de apostolische leer, maar ook de onbewegelijke vastigheid en zekerheid dezer gemeente in den hemel wordt te kennen gegeven.
,
 naar de maat Dat is, die de mens gewoon is te gebruiken, in wiens gedaante hier de engel Johannes is verschenen.
18En het gebouw van haar muur Jaspis; en de stad was zuiver goud, zijnde zuiver glas gelijk.
 zuiver glas gelijk Het aardse goud is in zichzelf niet doorzichtig, maar alleen blinkende en zuiver, maar dit goud heeft bovendien de eigenschap van zuiver glas, en wordt gevoegd bij den Jaspis en andere kostelijke stenen, die de een na den ander hier worden genoemd, om daardoor te kennen te geven, dat al de delen van het hemelse Jeruzalem, van binnen en van buiten, en al haar inwoners elk het zuiverst, heerlijkst, heiligst en aangenaamst zullen zijn, voor God en onder elkander, naar de mate der gaven van Christus.
19En de fondamenten van den muur der stad waren met allerlei kostelijk gesteente versierd. Het eerste fondament was Jaspis, het tweede Saffier, het derde Chalcedon, het vierde Smaragd.
 de fondamenten Namelijk waarop de muur gefundeerd was; waarvan zie hiervoor vs.14.
20Het vijfde Sardonix, het zesde Sardius, het zevende Chrysoliet, het achtste Beryl, het negende Topaas, het tiende Chrysopraas, het elfde Hyacinth, het twaalfde Amethyst. 21En de twaalf poorten waren twaalf paarlen, een iedere poort was elk uit een paarl; en de straat der stad was zuiver goud; gelijk doorluchtig glas.
 de twaalf poorten Deze poorten worden naar het getal der twaalf geslachten van Israël twaalf gesteld, gelijk vs.12 aangewezen is. En daardoor kunnen verstaan worden de menigte van alle getrouwe leraars en andere voorstanders der gemeente, die als paarlen het gewone goud te boven gaan, en door wie als werktuigen Gods, naar het voorbeeld der twaalf apostelen, de ware Israëlieten zo van het Oude als van het Nieuwe Testament, in de gemeenschap der Kerk van Christus altijd zijn gekomen; zie 1Co 3:8.
,
 de straat der Of de markt, het plein; waardoor gewoonlijk verstaan wordt, de plaats der stad, waar de bijeenkomsten der burgers, en ook het gericht gehouden wordt, welke hier ook van zuiver goud en doorzichtig als glas wordt gezegd, omdat alles vreedzaam, oprecht en zonder geschil onder de leden dezer gemeente zal toegaan.
22En ik zag geen tempel in dezelve; want de Heere, de almachtige God, is haar tempel, en het Lam.
 geen tempel in Namelijk geen uiterlijken tempel, of tempelgewaad, gelijk het uiterlijke Jeruzalem gehad had, ook met goud en kostelijke stenen versierd; want zulks diende tot een figuur der toekomende goederen; of diende ook om de prediking van Gods Woord, de sacramenten en anderen uiterlijken godsdienst te plegen, hetwelk dan alles zal ophouden, als zij allen van God alleen zullen geleerd zijn, Jer 31:34, en Hijzelf alles in alles zal zijn; 1Co 13:10, en 1Co 15:28.
,
 het Lam Dat is, Christus zelf, die als waarachtig God met den Vader en Heiligen Geest der gemeente zal verheerlijken en alles in allen zijn.
23En de stad behoeft de zon en de maan niet, dat zij in dezelve zouden schijnen; want de heerlijkheid Gods heeft haar verlicht, en het Lam is haar Kaars.
 behoeft de zon Namelijk om daardoor het onderscheid van dagen af te meten, omdat daar geen nacht zal zijn, maar een eeuwigdurend licht, gelijk vs.24 verklaart; noch ook om ons uitwendig te verlichten dewijl Gods heerlijkheid en Zijn ontoegankelijk licht, dat Hij bewoont, alle andere lichten zal verduisteren; zie deze plaats Isa 60:19, waar dergelijke wordt geprofeteerd, niet alleen van de tijden van het Nieuwe Testament, vergeleken met de tijden van het Oude Testament, maar inzonderheid van de vervulling die hiernamaals zal geschieden.
24En de volken, die zalig worden, zullen in haar licht wandelen; en de koningen der aarde brengen hun heerlijkheid en eer in dezelve.
 in haar licht Dat is, der heerlijkheid van de gehele gemeente ook deelachtig zijn, gelijk Christus zegt Mat 8:11, dat zij met Abraham, Izaäk en Jakob zullen aanzitten in het koninkrijk Gods.
,
 de koningen Namelijk die gelovig zijn geworden. En deze woorden zijn ook genomen uit Isa 60:3.
,
 brengen hun Niet dat deze koninklijke macht daar nog zal duren, want het tegendeel betuigt Paulus 1Co 15:24; maar dat zelfs de koningen, die hier in grote heerlijkheid zijn geweest, hun deel ook zullen hebben in de heerlijkheid dezer gemeente, in zulk een mate als God hun zal gelieven mede te delen.
25En haar poorten zullen niet gesloten worden des daags; want aldaar zal geen nacht zijn.
 En haar poorten Deze wijze van spreken is ook genomen uit Isa 60:11, en geeft te kennen, dat alle uitverkorenen daar altijd toegang zullen hebben, en dat zij in zulk een vrede en gerustheid zullen zijn, dat zij geen vijanden meer hebben te vrezen, noch iets dat hen of het hunne kan beschadigen.
26En zij zullen de heerlijkheid en de eer der volken daarin brengen.
 eer der volken Zie hiervoor vs.24.
27En in haar zal niet inkomen iets, dat ontreinigt, en gruwelijkheid doet, en leugen spreekt; maar die geschreven zijn in het boek des levens des Lams.
 ontreinigt, en Of onreinheid bedrijft, gelijk Paulus ook verklaart, 1Co 6:9.
,
 het boek des Dat is, die van eeuwigheid uit genade daartoe zijn verkoren, en in den tijd daartoe krachtig zijn geroepen en gebracht. Zie Rom 8:29-30, en Rev 13:8.
Copyright information for DutSVVA